Inleiding
 
Vertalingen
 
Kunst Galerie
 
Feedback
 
Home
Tuka en de bedevaart
- Leo van der Zalm

 

In Nederland is het verschijnsel bedevaart nogal onbekend. Weinigen weten, dat je ter bedevaart kan gaan in Heiloo of in Noordwijk, de plaats waar ik geboren ben en waar de heilige Jeroen wordt (of werd) vereerd. Ben herinnering, die meer met de spanning van het gaan naar het buitenland dan met godsvrucht te maken, heb ik aan Kevelaer. En dan de Stille Omgang van Amsterdam. Die heb ik als jongen meegemaakt.

In die avond ging je mee in een bus volwassen mannen naar die verre grote stad en liep je mee in een zwijgende stoet, die zwenkte langs stille straten en walleges vol dames achter het raam. Dat zwijgend voortlopen van duizenden mannen, vrouwen mochten niet meedoen, heeft een grote indruk op me gemaakt, toendertijd. Dan Lourdes, de topplaats van Europese devotie. Twee keer ben ik er geweest, als verkenner en als dienstplichtige. verbaasd heb ik er gekeken naar al die stoeten
zingende gelovigen, onder aa nvoering van hun pastoors. Ik had die dag zieken te . brengen naar de baden, waar ze in ijskoud water werden gedompeld. Veel geloof maar geen genezing. Ben keer vroeg een invalide in een rolstoel me omhoog te duwen de kalvarie-berg op, langs de kruiswegstaties. Halverwege zei hij me stil te blijven staan en toen in de waan dat hem een wonder was overkomen, stapte hij uit karretje en deed onder de kreet "ik ben genezen" twee, drie passen om daarna door de knieen te gaan. Het was pijnlijk om zijn teleurstelling te zien.

Mijn geloof in wonderen is sindsdien minder groot.
Tukaram, de zeventiende-eeuwse dichter en mysticus uit Maharashtra (India), heeft hoogstwaarschijnlijk vele bedevaarten gemaakt naar het heiligdom van Vitthal in Pandharpur. Toen hij eens door ziekte verhinderd was deze bedevaart te maken, gaf hij aan vrienden een boodschap mee aan de godheid, in de vorm van vierentwintig (24) abhangs, liederen. Het verhaal wil dat daarop de godheid een adelaar stuurt naar de plaats waar Tukaram op zijn vrienden stond te wachten. Die vraagt hem op zijn rug naar Pandharpur te reizen, maar Tukaram kan dat niet, zegt hij, want is onwaardig op de rug te zitten waar ook de godheid op reist. Door dit antwoord ontroerd, bezoekt de godheid Tuka, samen met zijn echtgenote.

Er is ook een verhaal over een bedevaart, die Tuka maakt naar de tempel van Shiva te Kothaleshvar: Bens, was het in de maand april kreeg Tuka zin om de pelgrimeren naar Shiva's Piek. Hij nam twee geloofscompanen mee, Gangaji de brahmaan en Santaji Teli. Onderweg waren ze bezig God te vereren. Waar ze ook onderdak vonden, deden ze een kirtan, een zangdienst. Gp de zevende dag van hun bedevaart kwam de bergtop in zicht. Toen knielden ze met oprecht hart op de grond. Bovenop de hoge berg, Kothaleshvar, woont de echtgenoot yen Parvati, Shiva. Aan de voet bevindt zich de heilige stad Singanapur. Er is daar een VIJver.

Omdat er op de berg geen water is, namen ze in die vijver een bad. Tuka's metgezellen zeiden toen tegen hem: "Laat ons nu naar boven gaan en Shiva's tempel bezoeken". Hierop zei de bhakti: "Laten we eerst Shiva te eten geven en dan zullen we hem bezoeken, als zijn honger gestild is. Laat ons hier de lastige plichten vervullen." Ze bereidden op Tuka's verzoek een maaltijd voor vier personen. Plots verscheen Shiva in de gestalte van Digambur, met een grote bos verward haar en zijn hele lijf besmeurd met as. Zijn lichaam gaf niets van zijn echte luister bloot. In zijn hand was een bedelnap. Hij zei tegen Tuka:"geef me hier te eten ik ben al veel dagen hongerig in afwachting je te zien." Tuka gaf hem toen een zitplaats en boog voor Hem. Toen het eten klaar was, zette Gangaji vier borden neer. Maar Tuka zei tegen hem: "Laat eerst onze gast eten en dan zullen wij drie daarna eten." Op Tuka's voorstel diende Gangaji al het voedsel op slechts een bord op. De Heer vanKailas, die Tuka's liefdevolle vroomheid opmerkte, at de hele maaltijd op. Daarna boerend als uiting van zijn voldaanheid, gaf hij hen zijn zegen. Hij aanvaarde het water om zijn handen te wassen en kauwde betelpruim voor het reinigen van zijn mond. Hij zei tegen Tuka: "Dit alles zal je ten goede komen Tuka." Na zich zo geuit te hebben, ging de gast berg Kothaleshvar op. Gangaji Maval was verbaasd en zei tegen Tuka: "Je voorstel was prima, anders zou de gast hongerig zijn. gebleven. "Hij zond toen Santaji haastig naar de stad om de benodigde etenswaren te halen, omdat er vliegen over zijn poten zwermden, dekte hij ze af met een doek. Hij kwam snel terug met het noodzakelijke, toen er plotseling iets ' wonderbaarlijks plaatsvond. Om te kunnen koken haalde Gangaji de doek van de pan en kijk! De pan zat vol toebereid voedsel. Toen herkenden de beide metgezellen het feit dat de Heer van Kailas gegeten had in de gestalte van een gast en zij hadden onmiddelijk visioen van hem, omdat zij in gezelschap van een heilige waren. De goddelijke gunst werd op hun borden uitgeschept en de drie aten met gevoelens van liefde. Toen beklommen ze de berg en legden zij hun eerbiedig bezoek af bij Shiva. Vervuld van liefde hie1den zij een kirtan bij de hoofdingang van de tempel en vervuld van liefde voor God herhaalden zij de KA V ADI ABHANG in verschillende vormen. Na er vijf dagen te zijn gebleven keerden zij naar Dehu terug... Honderduizenden in Maharashtra (India) doen nog wat Tuka in zijn dagen deed, geregeld op bedevaart gaan, terwijl ze de liederen zingen die hij heeft gedicht:

Nu gaan we naar Pandhari
om aan Vithoba's voeten geknield te liggen

Daar op de oever van de Chandrabhaga te Pandharpur zullen we dansen

Waar alle heiligen een menigte vormen daarheen zullen we gaan en hun voeten aanraken

Zegt Tuka, we zijn het offerdier
om blij te worden veFtrapt onder al deze voeten

Het is ons, westerlingen, nauwelijks meer gegeven om doortrokken te raken van zulke diepe godsvrucht. We vliegen maar af en aan, maar vinden nergens rust, zelfs niet in ons eigen hart. We hebben geen tijd meer om het stof van de Kennis te kussen.