2
"Een volle Zak graan is aan onze deur afgegeven.
Maar die bastaard laat zijn eigen kids niet eten
"Hij deelt het uit: aan de hele stad.
Ik verdenk hem ervan er zelf van te vreten."
Zegt Tuka. jij stomm teeef!
Begrijp je niet dat de dader van vroeger
Nooit op te slaan zijn?
3
"Nu rest er niets meer voor je om te eten.
Zal Je Je eigen kinderen eten?
Mijn man is Gods-gek!
"Zie je hoe hij zijn eigen kop beukt?
Kijk hoe hij bloemenslingers draagt!
Hij kijkt niet meer om naar zijn eigen zaken.
"Zijn eigen maag is vol
Terwijl wij. de anderen, verhongeren moeten.
"Kijk naar hem, zodls hij de cymbalen slaat
En zijn groteske mond opent
Om zijn: God in zijn schrijn toe te zingen !"
Zegt Tuka. verdraag het, mijn vrouw
Dit is pas het begin!
4
"Goed dat hij er vandaag vandoor is
Ik heb alles wat ik wil
"Nu kan ik in vrede alle brood opeten
Met of zonder kerriesaus
"Ik ben hondsmoe om te krijsen
Tegen deze stokdove man"
Zegt Tuka mijn vrouw
Vindt het echt heerlijk
Mij uit is vloeken
5
"Hij haat de gedachte aan werk.
Hij is gewend gratis maaltijden te krijgen
'Onmiddlijk als is hij wakker word begint hij te zingen
Daarna breekt de hele hel los
'Deze kerels zijn levende doden
Ze weten niet eens meer hoe te neuken
"Hun gezinnen zijn voor hen een blinde vlek
Ze hebben hun huizen verlaten
'Hun vrouwen sloven zich uit voor hen
Terwijl ze hun levens met een steen vermalen
Zegt Tuka, dat is een goeie, mijn vrouw!
Kijk maar! ik heb het opgeschreven!
6
Pandurang. de edele belastinggaarden,
Geeft ons ons deel van wat wij oogsten.
Hij vraagt ons zeventig percent terug te betalen
Van wat we bezaten in het verleden.
En tot nu toe hebben we maar tien percent afgelost.
Terwijl hij in onze woonkaer op een kussen zit.
Wijst hij naar al onze bezittingen.
De voorraadkist. potten en pannen. ons bezit aan vee
Als ik afding en redetwist met Hem, houdt Hij zich kalm.
Hij zegt. "Betaal nou je achterstand en wat
Je oogst. zal het jouwe zijn."
Zegt Tuka. mijn lieve vrouw. wat zal ik doen?
Ik weet niet wear te schuilen zonder mijn schulden te
voldoen
7
Ik denk erover na en besef dat
Tenslotte dit Zijn koninkrijk is.
Wie zou mij tegen hem beschermen?
Waarheen kunnen we gaan om Hem te ontlopen?
Het erf voor is wijd open . ook het achtererf.
In we!ke schuur of koeiestal kunnen we wegkruipen?
Zijn deurwaarders jagen ons na waar ook we gaan.
Ik kan me voor de kop slaan een van Zijn pachters te
zijn geworden
Nu kan ik nooit meer aan
Zijn klauwen ontkomen.
Zegt Tuka, er is niets meer aan te doen.
lemand heeft hier te blijven en leven
Op Zijn voorwaarden niet de onze.
8
Wat kan ik doen? Ik zit met mezelf opgeschcept.
Leven schonk Hij me en een gewetcn.
Ik deed daar zelf geen donder aan.
Het was Gods bevel.
Mijn ketens slaakte Hij en verbande me
Als een bedelaar. En nou gaat Hij door met me te pesten
Deze God 1iet. me water drinken uit een kokosschaal
En dwong me te leven op wilde spinazie.
Zeg't: Tuka ik weet dondars goed
Dat hij geen greintje vriendlijkheid in zich heeft;
Hij gaat mij schoon likken.
9
Puik volk Zal alles van Je pikker
En de wereld kijkt met groeiend respect naar je op.
Beschouw je vee als dood
En je potten en pannen als door een dief gestolen.
Beschouw je kinderen als nooit geboren.
Geet als je verlangens op en maak je geest
Hard als de helm van Indra.
Spuug alle gewone lol uit
En ontvang zuivere zegen.
Zegt Tuka groot gedaas raak Je kwijt
Als eenmaal je zelf
De ketens van deze wereld slaakt.
10
Wat me de kracht geeft het lichamelijk plezier te weten?
Vrouw. je bent blind geworden voor het harde feit.
Kijk naar mij ! Mijn honger en dorst zijn gestild.
Mijn onrust is bij naar wortels bedaard
De rijkdoom die mensen meer prijzen dan hun leven
Maakt minder indruk op mij een brok kiezel.
Alle puike mensen zijn mijn familie
En samen is me nu
Even lief als alleen.
Met alles een te zijn gaat boven alle banden.
Zegt Tuka, Pandurang is met ons
Zowel in Vreugde als verdriet.
11
Moeder
Kijk naar mij
Met Liefhebbende ogen
Hoe ontmoedigd ik ben
Zoog
Mijn ziel
En
Dat is
Geen beeldspraak
Ik smacht
Naar de waarheid
Daaram picker ik
Over woorden
Heb medelijden met mij
Zegt Tuka, ik ben fout
Want mijn lijden
Is echt Mijn taak
Doet me naar
Adem snakken
12
Mijn kennis van je
Komt voort
Uit
Geleerde woorden:
Het is als
Een schat
Gepuurd
Uit een spiegel
Wanneer zal je
Echt voor me worden
0 Heer
Dat is de kneep
Ik zing;
Ik dans;
Ik eet, schijt, adem.
Als een bloem
Bevat ik Je zaad,
Ik verkwist tijd
God.
ik kan niet tegen te wachten.
Ik hunker ernaar
Uw waarlijk
Wezen
Te ontvangen:
Zegt Tuka.
12
Penningkundige wonderen
Vers van de muntpers
Zijn hier;
De geheime kluis
Van de Heer
Is opengezet.
Hoe kan een slaaf
De maatregel van zijn Meester uitleggen?
Ik ben niemand.
Hij is de heerser.
De meesterpottebaker
Varmt hen:
De potten die hij uitkiest
Komen in keukens terecht.
Zegt Tuka
Narayana is
De levensbron:
Hij is het waarlijk
Wezen van licht
Gevat
In elke straal.
13
Ik speel dit spel
Aan Zijn Zailge Voeten:
Deze versmaat
loopt niet dood.
Mijn Ouder staat steeds
Op de drempel
Terwiji Hij me
Toegeeflijk bekijkt.
De woorden die 1k zeg
Zijn sacramenteel.
Ik uit
Geen ketterij.
Zegt Tuka
Ik ben de vijver
Van toenemend gevoel
Pandurang is van boven
In mij weerkaatst.
13
Mijn eerste vers zal de Drie Werelden aaneenrijgen
Ik zal over mijn gewijde Pandurang zingen
Mijn tweede vers zal anderszijn nergens vinden
In menigten en wouden vind 1k Pandurang
Mljn derde vers Is peilloze ruimte
De som van God is wouden en menigten
Mijn vijfde vers is een molen en het koren van alles
Maal 1k helemaal tot een wezen,Pandurang
Mjjn vljfde vers Is mijn huis waar 1k geboren was
Ik zal alsmaar over Pandurang zingen
Mljn zesde vers begint waar de zes geschriften eindigen
En daar Is mijn Guru, Pandurang
Mljn zevende vers Is standvastig eraan herinnerend
Dat Pandurang In mljn ogen volledig stil is
Mijn achtste vers overspant de achtentwintig tijdperken
Dat Pandurang door de Chandrabhaga staande werd gehouden
Mljn negende vers ontcijfert het einde van het malen
De hele wereId Is bevrljd van het wiel van de dood
Mijn tiende vers Is gerichtaande tien Avataras
Zegt Tuka, 1k zal naar geen enkele wereld meer terugkeren
14
Mijn tong" die snel als de bliksem is.
Waggel ik zonder de zijnsbron te bereiken
0 Heer van Pandharl, daar doet het pijn.
Wie zai de wortel van mijn 1ijden begrijpen?
Voor hen ben 1k beminnnenswaardig geworden,
Ik ben zo ijdel geworden, dat 1k met vrij kan worden
Ik kan niet het zekerste teken van U vinden;
Zegt Tuka, mijn ego wurgt me.
15
Het was onnodig.
Ik verspreidde
Het woord van God
In deze wereld.
Maar mijn samenspraak
Met hem
Bleek niets.
In mijn ogen
Is hij leeg.
Hij geeft er geen moer om
Als lemand
Dood hongert.
Ik beheers
Een literaire stij1.
Maar
Het laat me koud.
Ik ben een balling
In allebei mljn were1den.
Noch kan 1k een gewoon
Leven leiden
Noch zijn
Met U.
Zegt Tuka, 1k wou
Dat ik het eerder wist,
Voordat deze bezetenheid
Me vernielde.
16
Ik ben geen Guru.
Ik regen als een wo1k.
Luister.
Oh Heiligen
Het geluid dat jullie horen
Is het vallen van regen.
Het is baby-gebabbel.
Het komt van God,
De aanvang
Van spraak.
Eens
Werd ik gesmolten
In Zijn Oer-munt.
Nu tuimel ik eruit
Als Zijn munten.
Neem een slok :
Zegt Tuka -
Drink tot je bekomst.
Ik heb de bron
Gevonden.
17
Mijn zintuigen be-
Oorlogen elkaar,
Oren eisen
Wat de long bevredigt
Mijn handen,
Mijn voeten,
Mijn voorhoofd
Allen zijn ze in de slag betrokken.
Er is geen toestand
Waar de orern rustig luisteren
Naar de mond
Die zingt
Van Uw eigenschappen.
Elk zintuig eist
Het geheel van U
Om eruit te kiezen.
Zegt Tuka,
Oh Narayana,
Geef toe.
Zo erg
Is mijn razernij.
18
Woorden op
Een rijtje zetten
Is niet hetzelfde
Als de innerlijke balans
Die poezie is.
De waarheid van poezie
Is de waarheid
Van zijn.
Het is een ervaren
Van waarheid.
Geen sieraden
Doorstaan
Een smeltkroes.
Vuur openbaart
Enkel gesmolten Goud.
Zegt Tuka
Wij zijn hier
Om te openbaren.
We verspillen geen
Woorden.
19
Ik veins te lachen;
Ik veins te huilen;
Ik veins gretig
De Veinzer te aanvaarden.
'T mijne Is een veinzen;
't jouwe is een veinzen;
Veinzen draagt de last
Van Veinzerij.
Ik veins te zingen;
Ik veins te aanbidden;
Alle veinzen loopt uit
Op veinzerij.
De veinzer geniet;
De veinzer verloochent;
De kluizenaar veinst dat
De wereld onecht is.
Tuka, de veinzer,
veinst, met geveinsde eerbied,
Zijn samnespraak
met de Veinzer.
20
Er was eens een kuise man
die probeerde een ezel te neuken.
Weg was de ezel .Weg was de kuisheid,
Weg de goede naam van de man.
Als je zegt: "wat moet gebeuren, gebeurt",
Dan is dit wat er gebeurt !
Tuka zegt: je verliest hoe dan ook.
21
Voor een luis is een bed een berg
Moeilijk te bekiimmen
Ik begrijp hoe moeilijk de menselijke- geest het vindt
Zlchzelf te overwinnen
Een worm klampt zich altijd vast
Aan de vrucht waarin hij zit
De bedelaar die voedsel in het vuilnis vindt
Waant zichzelf koning
Een kikker houdt van zijn modderrijk
En wijst Zelfs het idee van een oceaan af.
Tuka zegt
Het is hetzelfde;
Zie het gewoon zoals het is.
Het is een kwestie van schaal..
22
Zei de tijger tegen de jakhals;
"Vergeef me, beste kerel, als ik je opeet.
Ik weet zeker dat jij weet
Hoe sterfelijk je bent..
Waarom zou ik dan ook verhongeren?"
De ander antwoordde: "Mijn heer,
Uw argumenten zijn perfekt,
Het lichaam is tot sterven voorbestemd.
Waarom oofert u uw edel zelf niet op?
Ze begrepen elkaars gezichtspunt volkomen.
Tukat zegt: Ik weet wat er gebeurt
Als twee leperds elkaar overtuigen.
23
Sommige ziektes worden geboren
Uit je eigen lichaam
Behandel je ze daarom als nakomelingen?
Geneeskruiden voor deze ziektes
Groeien in afgelegen wouden
Zeg je dan dat er geen kuur is?
Tuka zegt:
De relatie van het lichaam met het zelf
Is lets dergelijks.
24
Wat het bewustzijn schept is blijvend.
Het is het licht in het eeuwige licht.
Wat de geest ontmoet wordt goed ontvangen.
En zal nooit meer gescheiden worden.
Het absolute wezen is geen herinnerde omhelzing.
Het woont in je eigen bewustzijn.
Tuka zegt: laat de liefdesband niet breken.
Dan vind je liefde waar je ook bent.
25
Draai om je eigen as
En de wereld
Lijkt rond jou
Te draaien
Sta Stil
En alles
Is stil
In een immense stilte
Schreeuw
Eh echo's zullen klinken
Tuka zegt:
Als da wolken jagen
Schijnt de maan: te rennen
26
Wordt de zon achter
Door het kraaien van een haan?
Waarom dan, O Heer laat U mij
De last dragn Uw volgeling te zijn?
Zou u ooit verhongeren
Als Uw staaf U geen eten gaf
Zegt Tuka,
De oneindige Ananta heeft alle touwtjes
Van het bestaan in handen.
27
Je kunt niet naar liefde wijzen
Je kunt er niet over praten
Je geest begrijpt
De eigen ervaring
Geen moedermalk'
Voedt een baby schildpad
Deze groeit in het schild
Door moeders kracht
Wie vertelt een ongeboren slang zich te verbergen
Zo gauw hij uit het ei kruipt?
Een doofstomme kan niet spreken maar weet
Uit ziczelf het varschil tussen zoet en zout
Zegt Tuka, vraag je eigen geest wat geed is voor je
Raadpleeg niet die grote specialisten.
28
plet geen bloem
Om haar geur te bezitten
Eat een geen baby op
Omdat je ervan houdt
Probeer niet de vochtige glans
Van een parel af te likken
Breek geen muzikinstrument
Om het geluid te vinden
Verlang geen beloning.
Omdat je gewoon je plicht doet
Zegt Tuka, 0 mensen
Ik leer julie een principe.
29
Met wat bijeengegaarde restjes
Beraiden zij het feestmaal van hun poezie.
Zulke zondaars zullen braden in de hel.
Zolang als de zon en de maan aan de hemel staan.
Zegt Tuka, 0 dichter, aanbidt alleen Narayana.
Alle andere pogingen zijn onecht en rampzalig.
30
AIs je vrijen wilt
Met vuur, aarzel dan niet
Op een brandstapel te slapen
Als je daar zin in hebt
Dan doet 't er weinig toe
Of je verbrandt of
In leven blijft
Voor niets hoeft je bang
Te zijn behalve voor angst
Een soldaat, in paniek
Krijgt geen greep op zijn wapen
Zegt Tuka
Onzin te zeggen
Dat ik het helder inzie
Totdat 1k volledig geloof
31
(ult de serie ' zijnde een heilige')
Niemand wordt heilige louter door te dichten.
Niemand wordt heilige door verwandschap met heiligen.
Een heilige wordt niet gekend door zijn dracht.
Een heilige wordt niet gekend door zijn familienaam.
Een heilige wacht niet de kans af heilige te worden.
Niemand wordt een heilige enkle door een bedelnap bij
zich te hebben
Niemand wordt een heilige door slechts vodden te dragen.
Niemand wordt een heilige door liedjes en preken op te
hoesten.
Niemand wordt een heilige door heilige mythen te verkondigen.
Niemand wordt een heilige door de Veda's te reciteren.
Niemand wordt een heilige door de riten te volvoeren.
Niemand wordt een heilige door boete of bedevaart.
Niemand wordt een heilige door alleen te wonen in wouden.
Niemand wordt een heilige door louter kralen te dragen.
Niemand wordt een heilige door louter as te smeren.
Zegt Tuka, al die zogenaamde heiligen hebben wereldse
verlangens
Zolang als ze geen onversaagd geloof hebben.
32
Bomen, kruipwezens en woudschepselen
Zijn mijn kennissen en familie.
En vogels, die zoet kwelen.
Dit is zegen! Hoe graag ben ik alleen!
Hier ben ik voorbij good en kwaad;
Bedrijf geen zonde.
De hemel is mijn baldekijn, de aarde mijn troon.
Mijn geest is vrij te zwerven waar ze wil.
Een kledingstuk, een vaor alles bruikbare kom
Zorgen voor al mijn lichaamsbehoeften.
De wind verklapt me de tijd.
Ik smul van de keuken van Hari's kennis,
Een verrukte lekkerbek.
Zegt Tuka, ik praat met mijzelf
Omwille van de ruzie.
33
We knokken heel de dag
We knokken heel de nacht
We knokken met de wereld
En met onze eigen geest
We blljven waakzaam
Voor een plotse aanval
We hebben voortdurend
Stand te houden
Zegt Tuka,
De macht van Uw naam
Geeft ons de kracht
Ze allemaal te weerstaan
34
Zij die Kosmisch Zijn
Ervaren
Zijn Hem na
Hem te zien
Is vrij te zijn
Van zonde
Zlj zien alles
Als gelijk
Begeren niets
Schenden niets
Zegt Tuka -
De hele kwestie
Over verschillen
Eindigt hier,
35
Hij die zich vereenzelvigt
Met de kneuzen en verliezers
Laat zich kennen als heiilge
Want God is met hem
De geest van de goede mens
Is van buiten zacht
En van binnen zacht
Zeg maar als boter
Hij houdt Elke gesmade mens
Dicht op zijn hart
Hij behandelt
Een slaaf
Als zijn eigen zoon
Zegt tuka
Ik zai niet moe worden
Telkens te herhalen
Dat Zo'n mens God is
In eigen persoon.
36
Een vrouw, buiten zinnen
Is zich niet bewust
Van haar eigen Naaktheid
Niemand kijkt op
Tegen diegenen
Die veinzen
Een beeld
Mag diepzinnig lijken
Maar het is geen drank
Voor de dorstigen
De onversaagde
Strijder
Wacht niet
Op anderen
Om zich te wagen
Aan zijn gevecht
Zegt Tuka
Het ware wezen
Van de heilige
Is zijn gedrag
37
Wie zegt dat ik wijd en zijd reisde
Om Zijn woord te verspreiden?
Mijn vader is almachtig.
Zijn maat heeft de zwiep van de wind.
Wiens bewind is dit?
Hij gaf me Zijn stem,
Zegt Tuka, ik ben overtuigd.
Ik heb geen angst meer,
38
Mensen denken dat ik God ben;
Verdomme! Dit is pure rottigheid.
Straf me nu als U wilt:
Neem mijn hoofd, U heeft het mes.
Ik heb niet het recht
Dat ze me zouden aanbidden.
Zegt Tuka, oh mijn Vader, mijn Moeder!
Mijn eigen geest weet dat dit zonde is.
39
Wat een geluk voor ons, wat een geluk!
In plaats van een koperen kan, volstaat ons een kalebas,
Anderen zijn er trots op een veestapel te hebben;
Wij zijn tevreden met ratten en muizen.
Mensen berijden paarden en olifanten;
Wij lopen op ruwleren schoenen,
Zegt Tuka, we zij schaars gekleed,
Ons aan te raken, durft zelfs niet de dood.
40
Wij zijn van Vishnu
Zijn zachter dan was
We zijn hard genoed
Om een bliksem teniet te doen
Dood toch levend
Slapend maar bewust
Vraag om wat dan oak
Wij zullen het geven
We kleden ons uit
Om de naakten te kleden
We slaan de schurk neer
Zonder met de ogen te knipperen
We zijn liefderijker
Dan natuurliike ouders
We zijn dodelijker
Dan doodsvijanden
We zijn zoeter dan
De onsterfelijkheidsdrank
En bitterder
Dan het dodelijkst vergif
Zegt Tuka
Onze geur is een heilzame geur
Zo good als iedereen
Die proeven wil
41
Waar ook ik ga
Gaat U met mij mee
U leidt me
Houdt mijn hand vast
Ik schijn te lopen
Maar U bent mijn stut
U wandelt met me
Maakt mijn last licht
Wat ik ook uitkraam
U doet het verstandig klinken
Ik draal niet meer
U gaf me lef
Voor mij is elk mens
Voogd van de mensheid
Allen zijn mijn lieveling
Zielsverwanten
Zegt Tuka
Ik leeft naar mijn lust
In mij is zegen
En vrede buiten
42
Een weldoener is enkel hij
Die je doet denken aan Narayana
De ovenige sterfelijken
Helpen je niet uit je ellende
Roep alleen hun hulp in
Die je de uitweg kunnen tonen
Zegt Tuka wees enkel hem dankbaar
die zijn eigen bestaan te boven is gegaan
43
Hoe meer deze mensen me bewonderen
Hoe meer ik me over mezelf schaam
Want ik weet dat niets in me dat bewonderenswaardig is.
Als een uitentreure gebruikte maatregel
Ben ik nu versleten
Dit betrof geen persoonlijke verdienste,
Ik ben als een tedere doorn met een doordringende punt
Ik ben van binnen hol en makkelijk te breken
Ik ben als een geschilderde tint die er perfect uitziet
Maar levenloos te zijn is een bleke gelijkenis met echt
leven
Zegt Tuka Oh Heer ik ben totaal verloren
Zonder U te ervaren.
44
Gedichten, geschreven toen de manuscripten van Tukaram
gered
werden in de Indrayani-rivier, ongeschonden na dertien
dagen
Vandaag dertien dagen terug begon ik te vasten, dronk
zelfs geen water
En toch. Oh mijn almachtige Ouder, bent U niet opgedoken
Oh Heer van de zintuigen wat is er mis met U?
Waarom bedekt U Uwzelf met steen?
Ik wil mijn leven nu offeren op Uw altaar
Pandurang, ik zal mijzelf doden:
Oh VithaBai, mijn Moeder, ik had zoveel hoop!
Nu is mijn bestaan het enige wat ik kan vernietigen, Pandurang.
Zegt Tuka, ik sta op het punt nu weg te gaan,
Ik zal mijn leven opgeven aan U. (voor U.)
45
Onrechtvaardig dat ik was, schandelijk:
Ik probeerde de grens van Uw vergevingsgezindheid uit.
AIIeen omdat mensen me opjutten,
Liet ik mijn geest toe verteerd te zijn door woede.
U hebt me veriest van die verschrikkelijke spanning.
Hoe verachtelijk ben ik, echt wel onkies'
1k hield alle dertien dagen
Mijn ogen dicht.
Ik deed U de hele last van mijn bestaan dragen.
Ik deed U mijn dorsten en hongeren ondergaan
Ik deed U mijn leven zelf onderstutten.
U bewaarde mijn geschriften veilig onder water.
U redde me van publiek voor schut te staan.
Zegt Tuka, U deed Uw naam eer aan.
46
Geen kans dat eenblad op mijn hoofd ging vallen
Noch een kans dat ik in de rug gestoken zou woorden;
Toch jammerde ik zo erg , O Hari, alsof mijn eind was
gekomen .
U hield Uzelf in balans aan beide kanten:
U was bij me en , ook, diep in de rivier.
Op geen van beide plaatsen stond U
Het minste spoor van vernieling toe.
Om veel mindere misdaden
Zouden echte ouders hun eigen kinderen doden.
Wat U heeft vergeven was
Een belediging , die U alleen kon dulden.
Zegt Tuka , Oh Genedige
Niemand is edelmoediger dan U.
Wat meer kan ik zeggen ?
Ik ben sprakloos gewoorden
47
Laat eenieder me kelen;
Laten schurken me martelen voor hun plezier :
Nooit meer zal ik iets
Doen waarvan U last kan hebben.
Ik heb deze afschuwelijke misstap een keer begaan:
U te dwingen in de rivier te staan
En mijn aantekenboekjes te beschermen.
Ik bleef onophoudelijk eraan denken
Welk recht ik had Uw hulp te vragen
Waarom de Almachtige mijn laat zou dragen
Wat gebeurd is is gebeurd.
Het is zinloos er nu over te praten.
Maar van nu af aan, zegt Tuka,
Moet wie dan ook op zichzelf letten.
48
U bent als een moeder zo aardig;
U beschut de armen als wij zijn
Onaangekondigd kwam U bij mij
In de gedaante van een baby.
U bracht me vrede,
In in een mollige vorm die ik kon aanraken en voelen.
U sloeg Uw armen om me heen En kalmeerde mijn geest.
U toonde me genade in de vorm van mensen.
U schonk me zegeningen uit de handen van de heiligen.
U maakte mijn geest onkundig van de aard van zorg.
Zegt Tuka, ik ben zo onbillijk geweest.
Vergeef me. Oh mijn moeder.
Zal ik ooit U, mijnentwille,
Opnieuw problemen bezorgen?
49
Ik ben een schepsel van niets.
Hoe kan ik Uw diepte peilen
Oh Pandurang?
Als eenmaal U vastbesloten bent
Is niets voor U onmogelijk.
Ik had vroeger geen geduld.
Ik ben een idioot en gemeen.
Maar Uw genade is zo wijd
U liet me niet vallen.
U bent de God der goden.
U bent de ziel van het heelal.
Waarom zou een slaafje als ik ben
hebben te bedelen om Uw barmartigheid?
Zegt Tuka, Oh Een en Al Kosmos,
Ik ben echt een zondaar:
En om mijn zonde nog meer te delgen
Doe ik een knieval voor Uw deur. (vertoon)
50
U bent zachter dan een moeder
U bent koeler dan de maan
U bent fijner dan water
Oh rimpelingen van louter liefde
Waarmee valt U te vergelijken
Oh Volmaakte Mens
Met Uzelf enkel
Bent U te vergeiljken.
Alle namen zijn het waard
Aan U te worden geofferd.
U schiep de drank
Die dood verhindert:
Toch is Uw eigen geur
Voortreffelijker.
U bracht
De Vijf Elementen voort.
U bent de Heer Van alle zijn.
Ik zai nu niets zeggen
Leg enkel mijn hoofd op uw voeten.
Zegt Tuka. Oh Heer van Pandhari,
Vergeef al mijn zonden.
51
Ik ben gemeen;
Ik ben onbillijk:
Ik kan het telkens en
Telkens herhalen.
Oh Vitthal!
Laat mij toeven
Aan Uw voeten.
Niet meer; niet meer
Leven in deze wereld
Voor mij.
De zuigkracht van karma
Zal nooit mijn geest
Stil laten staan.
Gedachte is te vibrerend;
Haar spectrum is onstabiel:
En haar kleuren strikken me
In onbestendige illusies.
Zegt Tuka, kap af
het koord van mijn vrees nu,
Oh Heer van Pandhari!
Neem plaats in mijn hart.
8. gezegend zijn
52
Tukaram beschijft zijn mystieke inwijding.
Die Goeroe van me, groot, goed, gaf me een zegening
Maar 1k was met en staat hem totaal te dienen
Ik was op mijn weg naar de rivier voor een onderdompeling
Plots trof hij me en legde zijn hand op mijn hoofd
Hij vroeg om een half pond geklaarde boter a Is voedsel
Maar in die droomachtige toestand vergat ik het volkomen
Misschien voelde hij aan dat ik uit mijn bol ging
Daarom sloofde hij zich uit me in te wijden
Hij gaf me een sleutel tot mijn geestelijke stamboom
Door Raghav Chaitanya en Keshav Chaitanya te noemen
Hij zei dat zijn eigen naam Babaji was
En gaf me de mantra: "Rama Krishna Hari".
Het was de tiende dag van de klare twee weken van Magha
En een donderdag, de Dag van de Goeroe, toen hij me omhelsde
Zegt Tuka
53
Door zijn hand te leggen op mijn viervoudig lichaam
Openbaarde hij me de staat van vervoering
Hij brandmerkte me met die staat van vervoering
Het kwam tesamen in een volmaakt blauwe klaarte
Rood, wit, geel. blauw en zwart
Kleuren uitgegolfd op diverse manieren
Het zelf spreidt alle kleuren om het rijk van zijn eigen
Pure en schitterende doorschijnendheid te betreden
Geen beeld kan die klaarte uitdrukken
Deszelvens absolute vormloze stilte
Waarvan te komen? Waarheen te gaan?
Zo'n zuivere samenhang, daar moet iemand enkel in blijven
Samenhang betekent zijn zonder breuk
Het is meer allesomvattend dan dat alles kan zijn
Het te beschrijven is zijn utterste zuiverheid te doorbreken
Hoe kan iemand in woorden de volstrektheid van zijn beschrijven?
Zegt Tuka, waar alle taal tot zwijgen gedoemd is,
Waaruit dan kan iemand spreken? openbaarde me Babaji
54
In vijftien dagen verwezelijkte ik God:
Ik vond Vithoba Die geen vorm heeft.
Ik ging zitten op de Bhambgiri heuvel
En richtte mijn geest op het Zijn voorbij 't zijn.
Wetend dat dit Nirwana was, zat ik neer in de juiste
bonding
Begon te mediteren op de Heer.
Slangen, schorpioenen, tiijgers vielen me aan:
Ik werd van alle kanten aangerand.
Precies zoals kamfer in een vlam verdampt,
Zegt Tuka, werd mijn lichaam.
55
In de vijver van gelukzaligheid
Is geluk alle rimpeling.
Geluk is het lijf
Van gelukzaligheid.
Hoe kan ik het beschrijven?
Het is te verwarrend.
Er is geen wil over.
Het pakt meer en meer.
Als de moeder hunkert,
Is het de gril van de ongeborene.
Wat van binnen groeit
Weerspiegelt zich naar buiten.
Zegt Tuka,
Wat ik uitstort
In deze mal
Is het smoel van mijn innerlijkste
Ervaring.
56
Geluk verzuurde om de room van gelukzaligheid te worden
Gezegend begon ik de room te karnen.
In gelukzaligheid wiegt en zwaait mijn lijf.
Kwijt ben ik mijn armen, kwijt mijn ogen.
Kijk! Hoe Narayana zichzelf vermant!
Kijk! Hoe hij zijn eigendommen omvormt!
Zegt Tuka. Hij is vlakbij de rand!
Een ogenblik nog en Hij stroomt over!
57
Water is ver-
anderd in de hemel.
lets is verlopen
Tot alles.
Hoe het nu te bevatten?
Het rimpelt in zichzelf.
Wat kan er van verspild worden?
Het heeft zichzelf opgesLoten.
Zegt Tuka, Dit is
Het einde van de wereld
Zonsopgang is zonsondergang.
58
Ik ben eraan
Verslaafd geworden.
Ik sta strak van de opwinding.
"Zij is gek op God! Zij is gek op God!"
Zegt de wereld
Over me.
Ik vree heel in 't geniep.
Maar het is uitgekomen.
Het kon niet verborgen blijven.
Zegt Tuka,
Als iemand eenmaal
Hem Ontmoet heeft, is hij af-
gesneden van al het andere.
59
Het lichaam is
Te intens geworden.
lemands eigen kleur
Is vermengd met de Zijne.
lemand is in Hem
Vastgebakken.
Het is als wortel
en spruit.
Als hij valt
In de oceaan,
Waarheen kan een druppeltje
Kiezen te gaan.
Tuka zegt,
Dit is niets nieuwa. God weet.
60
De verstand is op nul.
De adem stokt.
Het laatste symptoom
Kwam te voorschijn.
Half-geloken
Gloelen de ogen.
De keel slikt.
Haar staat steil.
Bewustzijn staat
Over zichzelf verbaasd.
Ik ben te bllj om uit mijn bol te gaan.
Het is de dageraad
Van het stralende blauw.
Ik ben dronken
Van onsterfeijkheid .
De Zon en de Maan
Geven de ziel een baan.
Verveering balt samen
In vervoenng.
Zegt Tuka, in liefde
Wieg ik zachtjes
Weg
Het is een zekere oplosing,
61
Ik kan niet even rustig kakken, mijn Heer!
De kleinste beweging verbreekt mijn kontakt met U.
U schijnt zo onbedwingbaar!
En waarom zal ik ooit deze visioenen onderbreken?
Zelfs als ik geen gezelschap heb
Brengen Uw kleuren me aan *t kletspraten.
Zegt Tuka, Oh God,
Ik kan er nog niet aan beginnen U te dienen.
62
Er is een hele boom binnenin een zaad
En een zaad aan het uiteinde van elke boom
En zo is het tussen U en mij
De een bevat de Ander.
Er is een rimpeling op 't water
Die uit zichzelf water is.
Zegt Tuka, het beeld
Vervloeit met de spiegel,
63
Werelds leven heeft elke ondeugd
We zijn ervan genezen door Zijn lof te zingen
Hemel, Aarde en Hel zijn gezuiverd
Er is geen spoor van onbillikheid
Van nu af aan is het een zegen-gebied
Dat eindeloos is en wij zijn puur
Zegt Tuka, wij leven in de Enige
Enkel in zegen, die smaakt naar zegen
64
Ik sproot voort
Uit eigen school
Mijn gebeden ingewilligd
Mijn verlangen verdwenen
Nu ben ik kap sterk
Best een tijd terug stierf ik
Van beide kanten bekeken
Is Tuka precies wat hij is
65
Ik ben niets
Een niemand
Van nergens
Ben ik afkomstig
Ik ben alleen
Op mijn eigen plek
Ik bezoek
Geen enkele plaats
Noch kom ik
Noch ga ik
Ik praat Tegen leegte
Niemand
Behoort me toe
Ik behoor
Aan niemand
Niets hiervan Is waar
Ik heb
Niet te leven
Ik heb
Niet te sterven
Ik ben Onverdeeld
Zegt Tuka
Ik heb geen naam
Noch verm
Ik ben noch actief
Noch passief
66
Ik heb mijn dood onder eigen ogen gezien
Oh wat een onvergelijkbaar feest was het
Al de drie werelden waren gevuld met vervoering
Ik ervoer het terwiil ik het kosmisch wezen werd
Ik was beperkt tot alleen het gebied van mijn ego
Door het te verwerpen, geniet ik de afwezigheid van het
alles
Ik hoef niet de feiten van geboorte en dood nu te betreuren
Ik laat de resten van mijn gekrompen zelf hier achter
Narayana heeft me schuilplaats geboden
Al mijn gevoelens liggen aan Zijn voeten
Zegt Tuka, de hele wereld is Zijn imprint
En ik draag het als een tatoeering op miin lijf
67
Te krap om een atoom te behelzen,
Is Tuka zo wijd als het uitspansel.
Ik slurpte mijn dood op, gaf het lijf op,
Ik gaf de wereld van verbeelding op.
Ik heb God ontbonden, het zelf en de wereld
Om een en al stralend wezen te worden.
Zegt Tuka, nu blijf ik hier
Enkel om aardig te zijn.
68
De wereld is een vorm van licht geworden.
Duisternis is verdwenen.
Er is geen plek hier om te schuilen.
Alles is uitdrukkelijk open.
De dag van de waarheid is aangebroken.
Alles is groter dan taal.
Zegt Tuka, enkel omwille van het leven,
Houdt men zich vast aan de scheidslijn.
69
Met een stok in de hand
Jaagt Tuka zijn eigen lijk op
Hij brengt het naar het crematorium
Waar lichamen neerliggen om te worden verbrand
Hij straft het
Voor diens voorbije daden
Hij vreest niets
Want God verdraagt alle plezier en pijn
Daarom ook ben ik vastbesloten
Om voor zo'n keurig vertrekken te zorgen
Zegt Tuka, het is gezonder dood te gaan
Dan een lichaam te hebben dat gestraft meet worden
70
Ik verwedde alles
op mijn laatste dag dat die zalig was
Nu ben ik best vredig
Ernaar dorsten doe ik niet meer
Ik ben blij dat ik mijzelf verloor
In het zingen van Zijn heilige naam
Zegt Tuka, een huwelijk heb ik met zaligheid
Een paar speelse wittebroodsdagen
Zal ik met mijn bruid doorbrengen
71
Ik spreek een taal van stilte.
Ik ben al dood.
Zijn is voor mij niet onder naasten zijn,
Wat ik verbruik is al geofferd.
Ik ben alleen in eenieders gezelschap.
Ik heb alle verbindingen verbroken
Was doelen en middelen beu.
Zegt Tuka, ik ben niet wat ik schijn te ziin:
Welke vraag je ook heb, vraag Pandurang.
72
Tuka is neergedaald in Tuka:
Hemel, Aarde, Hel Kijken verbaasd toe.
Mijn enige uiting van boete
Is mijn zingen ter Zijner lof.
Tuka zit op 's Hemels voertuig
Waar alle heiligen getuige van zijn.
God verkommert na pure toewijding
Zo erg, Hij verheft Tuka ter hemel!
73
Hari's naam is het zeil waarmee ik
De oceaan van klaarblijkelijk leven oversteek.
Geef mijzelf over aan al die heiligen
En ik ben zo vrij, zo vrij
Hari's naam is mijn zwaard mijn paard
Ik verbrijzel de strijdwagen van werelds leven
Hari's naam Is mijn boog en pijl
Dood vluchL weg van zijn gevecht met mij
Ik regeer de aarde, de onderwereld
En ook de hemel in Hari's naam
Zegt Tuka, ik ben echt de rech-
terhand van Vitthal geworden
74
De wereld is niet beperkt
Tot een land.
Het treft niet de ene
Of mist eenander,
Mijn taal is
Kosmisch bestaan.
lemand die de pijlkoker draagt
Schiet enkel met Zijn pijlen.
75
De nacht is voorbij.
Wat is slaap? Ik heb 't niet gezien.
Ik heb mijn nest in Narayana gebouwd
Mijn vreugde kan niet op.
Ik heb mijn ruimte samengebald.
Ik heb geen plaats voor mijzelf.
Zegt Tuka, we zijn samen-gevat.
We gaan voor geen moment uit elkaar.
76
Ik ging bescheidenheid te buiten
0m mijn doel te bereiken.
Ik betrad de oceaan van wereldse ervaring
Om dansend op te duiken aan de overkant.
Ik bond mijn eigenheid aan de naam van de Heer
Om er een allerplezierigst spel van te maken.
Zegt Tuka, wat bij mensen aankomt
Is de roep van het residu van mijn spraak.
77
We hebben onszelf een huis in lege ruimte gebouwd
We zetelen in vormeloze eeuwigheid
We zijn een met een van illusies beroofde werkelijkheid
We ervaren een heelheid die met versplinterd kan worden
Zegt Tuka, we hebben helemaal geen ik meer,
We zijn wat onveranderlijk en zuiver is, geworden
78
Ik roosterde het zaad zelf
En het werd gepoft
Nu ben ik voorbij
Leven en dood gegaan
Welke ruimte kan mijn vorm omsluiten?
Mijn lichaam zelf is God.
Suiker wordt niet Opnieuw suikerriet.
Nooit zullen we groeien In een andere schoot.
Zegt Tuka Dit is volmaakt ontwaken:
Er is Pandurang In wat dan ook.
79
Die volmaakt naakt zijn
Gebruiken hun handen als beker
Als iemand echt God nodig heeft
Roept de geest Hem tevoorschijn
Aalmoezen voldoen volledig
In de open lucht slapen is heerlijk
Tuka is door de hemel zelf gekleed
Hij leeft voorbij alle waarneming
80
Alle tijd en ruimte is voorspoedig geworden:
Na te denken over tegenspoed is ongunstig.
Het licht dat men vasthoudt heeft de nacht verdreven
Men weet zelfs niet wat de nacht is,
Plezier verschilt niet van pijn.
Zelfs tegenslagen zullen winst brengen.
Zegt Tuka, elk levend ding
Is nu mijn zegen. (is nu mij een zegen)
81
Voor mij is God dood.
Voor wie hem nodig hebben, laat hem er zijn.
Ik ban hem uit mijn spraak.
Ik benoem hem nooit meer.
We hebben elkaar afgeslacht,
Om hem te prijzen, vervloek ik hem.
Heer, wat een uitzichtloos gedoe!
Zegt Tuka, ik heb mijn hele leven aan hem vergooid.
Nu heb ik er zin in stil te zitten.
82
Mijn sterfelijkheid is af.
Ik ben zonder dood.
Het huis is geslecht.
Het fundament is gewist.
Het ondeugdelijk lichaam is geleegd.
Er was een zondvloed
En die is voorbij.
Ik ga door met bestaan
Uit louter wilskracht.
Zegt Tuka, wat ik erfde
Is wat ik vier.
83
Voor ons is de mensheid een woesternij geworden;
In Vitthal's naam is het hetzelfde.
Waar ik ook kijk, tref ik mijn ouders:
Daar is Vitthal, daar is Rakhumai.
Het woud en de stad komen overeen:
Er zijn geen scheidslijnen in mijn soort van ruimte
Vreugde staat me niet bij: zorgen staan me niet bij
Tuka danst in volledige verbazing.
84
Voor altijd zal ik van Hem zingen.
Voor altijd zal ik Zijn spreuk uitdragen.
Voor altijd zal ik Hari's verhaal door vertellen.
Dat is wat ik leuk vind.
Ik draag de juwelen van zuivere vreugde.
Ik wieg op het vervoerend ritme van mijn vrijheid.
Ik weet zelfs niet of ik besta.
Ik heb een lichaam waarvan ik niet voel dat ik 't heb<
Zegt Tuka, ik ben een vorm van vuur gewordem
Goed en kwaad kunnen niet in mij dringen.
85
Ik was zo dorstig
Ik slokte mijn dorst op
Ik was zo hongerig
Ik vrat mijn honger op
Mijn eigenste ik
Werd niets Vitthal
Vond me schoon
Er was geen plaats
Voor verlangen
De geest zeeg ineen
Aan Zijn voeten
Wat overbleef
Was nog steeds Tuka
Zijn leven was
Aan zichzelf verloren
86
Vlees, huid, been
God proeft alles
Wie Hari's tint aannemen
laten geen restant achter
Shankha, de demon, verslond de Veda's
Hij is nu de luidspreker van God
Zegt Tuka, zo'n slokop is
Hij Om Bhakti te vreten.
87
Tuka stapte op en ging naar huis
Liet God alleen achter in zijn tempel
De slaaf verbaasde zich hoe vredig zijn Heer was
Nu dat alles in orde was gebracht
Heeft eenmaal Hari zich uitgestrekt
Op zijn slangebed van oneindigheid
Blijft er niets te doen over
Voor Zijn aanbidder
Terwijl hij iedereen vroeg naar huis te gaan
Ging Tuka zelf weg, daarbij
Gaf hij de mensen te kennen,
"God slaapt."
88
Omdat ik niet kan zoeken
Hou ik Zijn voeten vast.
"Nu" bedel ik, "Narayana,
Haal me uit de blik van de mensen."
Mijn geest keert weer naar zijn bron
Om geheeI te verdwijnen.
Tuka verloor heel zijn geheugen
Hij praat hij wandelt slechts in stilte.
89
Om enkel "Vilthal" te zeggen, enkel Vitthal
te zien,
Vilthal mijn leven en ziel te maken,
Is mijn geest uitgegaan naar Hem, om nooit weer te keren,
Vitthal als enige doel.
Ik heb de knoop ontknoopt, die het strakst was aangetrokken
Ik ben vrij hem te omarmen zo lang als ik wil:
Zegt Tuka, er is geen plaats voor wens en woede in me,
Mijn hele lijf is vervuld van Vitthal
90
Ik heb trek in dansen Uit
U komt het ritme
Als een marionet
Doet U me swingen
Door Uw naam en gedaante ingekleurd
Komen mijn zintuigen tot leven
Zegt Tuka, Pandurang
Omhult me
91
De kracht van vervoerd zingen
Is niet meer populair in deze wereld.
U heeft het me aangereikt als een gave, Oh Heer.
Laat me U dienen zonder onderbreking.
Het getij van liefde dat in mijn lichaam aanzwelt,
Ebt nooit weg, maar stijgt steeds hoger.
Zegt Tuka, ik delf Uw onsterfelijke naam op
Met mijn stem.
92
Tussen mij en ü is geen verschil
Ik trap gewoon gein
U hebt precies mijn gestalte en lengte
U rekt me op als U wilt
Ik ben echt binnen U
U deelt U zelf uit van mij
Binnen U ben ik echt stil
Binnen mij is Uw sterke wil
Met mijn mond bent ü 't die praat
Binnen U, hou ik me gewoon in
egt Tuka, Oh God
Onze namen raken zo door elkaar
93
Ik was eenzaam in 't niets zijn
Ik had geen maat je
Kijk nu eens? Hoe deze Heer der Zintuigen
Me uit mijn bol doet gaan?
Hij verstopt Zijn eigen lijf in 't mijne
Om me gezelschap te schenken
Zegt Tuka, nooit wist ik
Dat mijn eigen gevoel me zou vernietigen
94
Ik ben werkeloos.
Kijk hoe leeg ik ben.
Ik doe wat ook mijn gril me ingeeft.
Ik ben een onbewegelijke ziener.
Mijn rare toewijding
Doet de hele wereld schuddebuiken.
Plotsklaps is Tuka af-
Gesneden van de wereld.
95
De echte reden waarom U dit drama en zijn spelers schiep
Was gewoon Uw liefde voor theater.
Overigens, zelfs ik heb het al lang vermoed
Dat de tijger en de koe beiden houten poppen zijn.
Als geheel heeft het stuk maar een boodschap
Dat niets deelbaar is: een licht is vele vlammen.
Er is meer goed nieuws, zegt Tuka,
De spiegel is leeg.
10. EEN VAARWEL AAN HET ZIJN
96
Van lage afkomst, ben ik een koopman geweest,
Deze godheid komt naar me als een gewijd erfstuk.
Ik ben niet in staat lets meer te zeggen, maar Oh heiligen,
Mijn gelofte los ik in om u antwoord te geven.
Ik was verschikkenijk slecht als gezinshoofd
vanaf ooit de tijd dat mijn beide ouders stierven.
Hongersnood bracht me tot de bedelstaf, mijn eer verloor
ik.
Ik moest gadeslaan hoe een van mijn vrouwen dood hongerde.
Beschaamd om mijzelf ervoer ik grote zielepijn
Omdat ik mijn handel verruiineerd vond.
De schrijn van mijn godheid lag in puin
En ik dacht erover die eerst te herstellen.
In het begin volbracht ik keertan daar
Op de elfde, die van het vasten, op mijn ongeleerde manier.
Ik had een paar uitspraken van heiligen uit mijn hoofd
geleerd
En ik herhaalde die met verering en geloof.
Ik voegde me graag bij het koor dat de voorzanger volgde,
En zong graag de keerzang met een zuiver hart.
Ik schaamde me nooit om de heiligen te volgen.
Het stof van hun voeten was me heilig.
Ik deed zo mijn best dat mijn lichaam meer kon verdragen.
Ik hielp anderen zoveel als ik kon.
Ik was zo moe van het gedoe van de wereld
Dat Ik alle adviezen van mijn vrienden in de wind sloeg.
Ik maakte mijn eigen geest tot de enige rechter van de
waarheid
Terwijl ik de populaire kijk op 't leven verwierp.
Ik volgde de richtsnoer die mijn Guru me gaf in een droom
Ik hield me vast aan de naam van God.
Na een poos werd ik begeesterd om gedichten te schrijven
Naarmate mijn geest Vithoba's voeten omvatte,
Ik werd aangeklaagd en wat later aangepakt
En het kwetste mijn geest.
Daarom dompelde ik al mijn geschriften onder water, riep
God aan
Ze boven te brengen als ik oprecht was en Narayana verhoorde
me.
Als ik echt op al deze kleinigheden inging
Zou 't teveel tijd kosten; daarom hou ik hier op.
Nu ben ik precies wat ik schijn te zijn voor jullie allemaal
God alleen weet wat de toekomst inhoudt.
Ik heb een ding begrepen: dat Narayana
Zijn aanbidders nooit laat vallen.
Zegt Tuka, mijn enige activa in deze wereld zijn
De gedichten die Pandurang me liet uiten.
97
Tukaram neemt afscheid van zijn collega's
Doe me uitgeleide en ga nu naar huis,
Jullie allemaal.
Moge jullie het goede bereiken door je plicht rechtschapen
te kwijten.
Mijn zegeningen gaan met jullie.
Jullie brachten me groot en gaven me door aan de Ene.
Nu zal alle voor me verwezelijkt worden.
Ik het nagestreefd wat ik vereerde:
Het is tijd met de Heer van mijn adem mee te gaan.
Laat jullie genegenheid niet langer meer weifelen:
Bedaar jullie verdrietige geesten.
Diegene die ooit met me samenwerkten
Hebben de door mensen vereerde zuiverheid bereikt.
Zegt Tuka, dit is ons laatste samenzijn:
Alles wat ik nalaat zijn verhalen over me.
98
We keren weer naar waar geboren.
Vaarwel, God zegent je.
Dit was onze enige ontmoeting.
Wedergeboren worden we niet.
Ik vraag je nu om vergeving
Ik raak je voeten aan als mijn laatste hulde.
Wanneer ook iemand thuiskomt,
Het einde ontmoet, zeg, "Vitthal! Vitthal!"
Zeg. "Rama Krishna! Rama Krishna! "
Tüka gaat op weg naar Vaikunth. (Vishnu's woonplaats)
|