Bomen,
kruipwezens en woudschepselen
Zijn
mijn kennissen en familie.
En
vogels, die zoet kwelen.
Dit is
zegen! Hoe graag ben ik alleen!
Hier ben
ik voorbij good en kwaad;
Bedrijf
geen zonde.
De hemel
is mijn baldekijn, de aarde mijn troon.
Mijn
geest is vrij te zwerven waar ze wil.
Een
kledingstuk, een vaor alles bruikbare kom
Zorgen
voor al mijn lichaamsbehoeften.
De wind
verklapt me de tijd.
Ik smul
van de keuken van Hari's kennis,
Een
verrukte lekkerbek.
Zegt
Tuka, ik praat met mijzelf
Omwille
van de ruzie.
Leo Van der Zalm |